Overleg:Pierre Teilhard de Chardin
Onderwerp toevoegen[[Hier moet dringend onkruid uit gewied worden!!! Zeker al de bijlagen moeten weg en de uitleg over zijn denkbeelden moet veel korter en encyclopedischer 194.78.102.186 3 okt 2007 14:02 (CEST) ]]
Tekstdump
[brontekst bewerken]Ik heb de tekstdump verwijderd uit het artikel. Er kan wel informatie uitgehaald worden dus zet ik hem hieronder: Woudloper overleg 1 feb 2008 09:45 (CET)
Pierre Teilhard de Chardin wordt geboren op 1 mei 1881 op het landgoed Sarcenat te Orcines vlakbij Clermont-Ferrand in Frankrijk. Het landgoed biedt de jonge Teilhard een boeiende ontdekkingsplek van dode en levende materie. Hier start zijn levenslange zoektocht naar de menselijke evolutie, naar de plaats van de mens in de kosmos. De resultaten van zijn onderzoek verwoordt hij uiteindelijk bijzonder knap in zijn werk ‘Het Verschijnsel Mens’. Daarin verenigt hij op unieke wijze religie en wetenschap. Die vereniging van religie en wetenschap is niet welkom binnen de Katholieke Kerk. De ziel is door God geschapen en niet uit materie ‘ingegeven’. De Katholieke Kerk houdt daarom zijn publicaties tegen ondanks mondelinge en schriftelijke toelichtingen van Teilhard zelf. Hij wordt vervolgens uit Frankrijk verbannen en hij krijgt geen kans op een leerstoel aan het Collège de France. Teilhard komt dan in China, waar hij paleontologisch onderzoek doet en zo zijn theorie verfijnt.
Teilhards ideeën over de evolutie komen overeen met die van de Engelse agnosticus en bioloog Sir Julian Huxley (1887-1975). Hoewel Huxley wetenschappelijke erkenning kreeg en Teilhard persoonlijk kende, wijzen conservatieve wetenschappers Teilhards visie af. Ze menen kortsluitingen en weglatingen van feitelijke toestanden te ontdekken. Bijvoorbeeld de sprong van materie naar leven en van aap naar mens zijn te gemakkelijk. Ze vragen zich af of Teilhard niet al te graag een synthese wil realiseren van godsdienst en wetenschap? En dit ten laste van de pure ‘wetenschappelijkheid’ van zijn oeuvre.
De afwijzingen vanuit beide kampen stellen Teilhard teleur. Hij kent zelfs een periode van een depressie. Uiteindelijk krijgt Teilhard vlak voor zijn dood erkenning. Hij wordt uitgenodigd als lid van een elitair gezelschap in New York. Het gezelschap belooft zijn werken te publiceren.
Het werk van Teilhard is om een bepaalde reden geniaal. Wellicht spontaan en intuïtief paste Teilhard een nieuwsoortige wetenschappelijke methode toe die men tegenwoordig onder verschillende termen beschrijft, al naargelang de auteur. De Belgische wetenschapper dr. K. Roose noemt deze methode de integratieve wetenschap of de plausibiliteitsmethode.
AANTREKKINGSKRACHT EN BEWUSTZIJNSOPHOPING
Als brancardier aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog doen ook de verschrikkingen van de oorlog Teilhard nadenken over de mens, de mensheid en God. Daarnaast wekken technologische ontwikkelingen angst bij mensen van zijn generatie. Ze vragen Teilhard om hulp. Hoe denkt hij over dit alles? Waar gaat de mensheid naar toe?
Teilhards analyse van de mensheid is ondanks al het kwaad positief van toon. Zijn denkbeeld concentreert zich rond twee kernbegrippen: aantrekkingskracht en bewustzijnsophoping. Zijn visie is min of meer te vergelijken met de zwarte gaten theorie. Waar een zwart gat materie opslurpt, zo trekt een denkbeeldig wit gat liefdesenergie aan. Dit witte gat noemt Teilhard het punt Omega: het moment dat Christus zich opnieuw aan de mens ‘openbaart’. Ergens zegt hij: 'Is de liefde niet de sterkste kracht waaraan de menselijke geest is blootgesteld?' De liefde voor een overtuiging of idee? De liefde voor een kind of iemand die je dierbaar is? De liefde voor een daad of een land? Waar komt al die energie vandaan, als een mens door de liefde voor iets of iemand wordt getroffen? Teilhard ziet de liefde daarom als een goddelijke energie. Het is een positieve, integrerende en constructieve energie, stromend door de binnenkant van zowel dode als levende materie, en zij is van een enorme schoonheid.
Velen verwijten Teilhard een te positieve kijk op de wereld. Er gebeuren toch ook zoveel slechte dingen, waarbij je niet van liefde kunt spreken? Hoewel Teilhard hier oog voor heeft, besteedt hij liever tijd en energie aan de opbouwende kant van het bestaan. Hij is ervan overtuigd dat deze kant uiteindelijk zegeviert. Teilhard hierover: ‘Ook een zonnig landschap heeft zijn schaduwen.’
SCHEPPING EN EVOLUTIE
De godsdienstige benadering (Teilhards Christogenese)
Voor Teilhard bestaat er geen discussie over een schepping óf evolutie. Het gaat hier om de vereniging van schepping én evolutie. Op elk moment, op elke plek vindt een ontwikkeling plaats. Ontwikkeling kan pas plaatsvinden na een schepping. Elke samenstelling (atoom, molecuul, mens, enz) is dus een soort schepper die tegelijk ook evolueert. Maar geen van deze samenstellingen is voltooid behalve God. Alleen God kent een ongedifferentieerd bewustzijn waarmee Hij de totale of complete evolutie kan scheppen. Die evolutie zoekt op zijn beurt de weg naar de 'voltooide' Schepper. Teilhard ziet moment Omega dan ook als het moment dat het (ons) gezamenlijk bewustzijn een natuurlijk eindpunt nadert.
De wetenschappelijke benadering
Vanaf de oerknal dijt het heelal aan de buitenkant uit en krult het tegelijkertijd aan de binnenkant op, wordt het door punt Omega aangetrokken (de weg van de chaos en de weg van de orde, zie meer hierover in bijlage II Chaos en Orde).
Teilhard zag in dat de evolutie niet lineair verloopt, maar via een spiraal van analoge fasen of niveaus. Daarnaast kent het universum niet alleen een microscopische en macroscopische deel, hij zag nog een ander belangrijk kenmerk: een lijn van simplistische naar complexe bewustzijnskernen: de groei van enkel- en eenvoudige organisatie-eenheden naar samengestelde en meervoudige eenheden noemt hij het complexificatieproces, een geleidelijke ‘verdikking’ van de binnenkant. Hoe complexer de inwendige samenstelling van een organisatie-eenheid, hoe meer de psyche zich interioriseert, waardoor het bewustzijn steeds meer op zichzelf terugbuigt (reflecteert).
Dit proces drukt zich op Aarde uit in verschillende evolutieniveaus en evolutiefasen. Eenheden op hetzelfde niveau worden geleidelijk complexer en bereiken uiteindelijk een natuurlijk eindpunt. Daarna volgt een onvermijdelijke sprong (verlichting of revolutie) naar een hoger, complexer niveau, terwijl de oude blijft bestaan. Zo overlappen verschillende lagen elkaar en onderscheiden ze zich in complexiteit van de binnenkant: de evolutie als een spiraal. Volgens de wetenschap bestaan er 9 niveaus (zie voor meer details bijlage I):
Niveaus van de dode materie. Materie die slechts beweegt en verandert onder uitwendige invloeden:
1. (Super)strings
2. De elementaire deeltjes (krachtdragers, leptonen en quarks)
3. De samengestelde ‘elementaire’ deeltjes (hadronen en baryonen)
4. Het atoomniveau
5. Het moleculair niveau
De niveaus 6, 7 en 8 werden uitvoerig door Charles Darwin beschreven. Bij deze niveaus worden veranderingen en ‘leven’ ook georganiseerd van binnen uit, door RNA en DNA, door chromosomen, en door hersenen (althans met de instincten daarvan, dus aangeboren, doorgegeven hardware).
6. Het eobionten niveau
7. Het cellulair of protozoair niveau
8. Het metazoa niveau
Op het negende niveau,
9. Het socialisatie niveau van de mens
Teilhard beschreef in zijn standaardwerk ‘Het Verschijnsel Mens’ niet het eobiontenniveau, omdat dit in de toenmalige biologie nog niet bekend was: men verwarde het met het protozoair niveau. Ook voegde hij beide elementaire niveaus (1+2) samen, omdat de quarks toen nog niet bekend waren.
Het complexificatieproces verloopt in twee afwisselende bewegingen:
1. Tijdens een eerste beweging wordt er, binnen hetzelfde niveau, getracht om steeds betere systemen te vormen; een ontwikkeling van analoge systemen van dezelfde soort als de vorige, maar dezelfde elementen op een complexere manier in zich verzamelen. De complexere elementen kwamen in de natuur op een latere datum tot stand dan de eenvoudigere.
2. Op een bepaald moment komt aan deze ontwikkeling een schijnbaar natuurlijk eindpunt: de natuur ontwikkelde geen complexere atomen dan uranium, geen complexere moleculen dan aminozuren, geen complexere cellen dan de protozoa, enz. Het complexificatieproces gaat dan verder op een hoger niveau, niet door het ingewikkelder maken van de eigen eenheid, maar door met verschillende eenheden een hogere eenheid te vormen: atomen vormen moleculen, moleculen vormen eobionten, eencelligen vormen meercelligen, enz.
In een tweede beweging wordt er met elementen van een lager niveau een systeem op hoger niveau gevormd, waarna weer de eerste beweging plaatsvindt, maar nu op een hoger niveau.
In de loop van de evolutie worden dus telkens systemen gevormd van een hoger complexiteitsniveau, d.w.z. dat systemen van een lager niveau de bouwstenen zijn van de systemen van het volgende niveau. Teilhard beschrijft dus eigenlijk de evolutie der natuurlijke systemen, een soort toegepaste systeemtheorie. Hij kenmerkt deze twee bewegingen met twee krachten: de middelpuntvliedende (‘horizontale’) kracht op één niveau en de middelpuntzoekende (‘verticale’) kracht tussen niveaus.
EVOLUTIESFASEN
Hoewel de verschillende niveaus elk hun typische kenmerken hebben, zijn ze toch in drie grote soorten in te delen die veel overeenkomsten vertonen in hun dynamiek, evolutie- en structureringswijzen. De evolutie van de Aarde kent dan twee cruciale overgangen binnen drie evolutiefasen:
1. het moment dat eiwitten promoveren naar een levende cel
2. het moment dat de biosfase een sprong maakt naar de noösfase (de stap van de reflectie)
Teilhard spreekt in dit verband over twee evolutiedrempels binnen drie sferen: lithosfeer, biosfeer en noösfeer. Voorafgaand aan een nieuwe tijdsruimte ontstaat er eerst een soort kritische massa in complexiteit (natuurlijk eindpunt). Van daaruit volgt onvermijdelijk de sprong naar een complexere vorm van bewustzijn en energietransformatie. De twee overgangen verbinden de drie belangrijke evolutiefasen: de lithofase, de biofase en de psychologische of noöfase.
1. Lithofase (niveau 1 - 5)
Teilhard verklaart waarom bijvoorbeeld stenen, ertssoorten, kristallen en mineralen (lithosfeer) op een ‘doodlopend’ spoor zitten. De evolutie van organisatie-eenheden binnen deze sfeer is namelijk beperkt door te sterke interne bindingen. Dergelijke verbindingen zijn dan ook niet geschikt voor voedselvertering bij mensen en zoogdieren. Maar evenzo niet geschikt voor verdere ontwikkeling van een flexibele binnenkant. Ofschoon zij aan de buitenkant in complexiteit toenemen, blijven de binnenkanten van deze bouwwerken onbewoond. De lithosfeer kristalliseert waarbij de materie te veel in zichzelf is opgesloten en alleen bij hoge temperaturen kan voortbouwen.
De hydrosfeer (de waterzones van de Aarde) daarentegen kenmerkt zich juist door zwakke verbindingen die gemakkelijk zijn te verbreken of te wijzigen. Daarvoor is relatief weinig energie nodig. De mogelijkheden van verbindingen zijn hier onbeperkt en zij zorgen dus voor oneindig veel variaties met een flexibele binnenkant. Het is de hydrosfeer van waaruit de complexiteit uiteindelijk naar een nieuw niveau stijgt.
2. Biofase (niveau 6 – 8)
De biologische evolutie is dan ‘in vuur en vlam gezet’. Punt Omega oefent voortdurend een aantrekkingskracht uit op het bewustzijn zoals een brandende lamp insecten aantrekt: organismen evolueren naar een model waarin de psyche zich concentreert rond een uitgekiend systeem van informatieverwerking en communicatie. Geen willekeur van, geen zoektocht naar, maar een voorbereiding tot.
Volgens Teilhard is de ontwikkeling van de hersenen en het zenuwstelsel een graadmeter van complexiteit binnen de evolutieboom. De aanwezigheid van hemisferen van onderzochte paardenhersenen (onderzoek van Tilly Edinger) laten over een periode van enkele miljoenen jaren zien dat deze neo-cortex versneld in grootte is toegenomen.
Binnen dezelfde evolutieboom zitten in de periferie de specialisaties en de excentriekelingen zoals zwemmers, gravers, duikers, stekelhuidigen en lopers. De soorten met weinig uiterlijke specialisaties zitten dicht bij het midden, bij de stam. Hun specialisaties zitten meer in de binnenkant. In de top van de boom zitten de Primaten met een geavanceerd zenuwstelsel en communicatiesysteem. Het heeft het er alle schijn van dat niet de slimste anatomie van een organisme een lange toekomst is beschoren (beste loper, beste zwemmer), maar de soort met de grootste reflectieve binnenkant. Onder druk van zoveel binnenkant springt de complexiteit naar een nieuw niveau.
3. Noöfase: (niveau 9)
Teilhard ziet de mens als spil van de evolutie. De evolutie gezien als een draaikolk met in de periferie de geologie die traag en onzichtbaar verandert, in het midden de biologie die snel en veranderlijk wervelt, en in het midden de nukken en grillen van de psychologie die het snelste kolkt. Ook de ontwikkeling van een hele soort ziet Teilhard versneld terug in die van één enkel individu. Alsof een lange evolutie in verkorte versie in elk individu huist. Want zo beseft een kind in de puberteit dat het een eigen persoonlijkheid heeft: een individu tussen andere individuen. Iets soortgelijks gebeurde met een aapsoort. De complexiteit van de binnenkant was toen zo opgehoopt dat het op zichzelf terugboog: en er was reflectie. De aap zag zichzelf plotseling tussen andere apen. Er bestaat een cruciaal verschil tussen aap en mens: ‘een aap kan veel leren, maar alleen de mens weet dat hij kan leren.’ Dit meta-aspect heeft verregaande gevolgen. De ontwikkeling van de Aarde heeft vanaf dat moment zijn eigen evolutiearchitect gecreëerd.
Teilhard ziet de komst van de mens niet als een speling van de natuur, als een toevallige bijkomstigheid. Niet de mens zelf maar het denken en bewustzijn is van belang en de mens is daarvan de drager: de psychologie als een universele gebeurtenis. De psychologie is geen uniek proces dat zich toevallig alleen op Aarde afspeelt, maar is een eigenschap van een universeel proces dat ook elders in het heelal zal optreden.
Ook meent Teilhard dat de evolutie van de Aarde een onomkeerbaar en éénmalig proces is (zie bijlage III over Natuurwet). De Aarde ontstaat slechts één keer, zij kent één ontwikkeling en één dood. Die ontwikkeling gaat gepaard met cruciale momenten, waarin de omstandigheden de juiste parameters hebben voor een nieuwe stap naar een hoger niveau. Is eenmaal de sprong gemaakt, dan is een herhaling energetisch (chemisch-technisch of thermodynamisch?) onmogelijk, omdat de sprong zelf de variabelen wijzigt die een herhaling mogelijk moeten maken. Zo maakt de nu aanwezige zuurstof vroeger bepaalde noodzakelijke evolutiestappen onmogelijk.
BOUWEN AAN DE TOEKOMST: EEN VOLGENDE NIVEAU?
Transformeert de mens naar een supermens op hetzelfde niveau of transformeren de mensen naar een hoger niveau?
Teilhard voorspelt voor de toekomst geen nieuwe supermens. Geen nieuwe stap binnen hetzelfde niveau, maar een sprong naar een complexer niveau. Want een stap naar een beter uitgeruste mens lijkt onwaarschijnlijk gezien de huidige mogelijkheden die de mens al kent. Er vindt dus geen diepere individualisering of perfectionering van de afzonderlijke delen plaats. Daarentegen zijn goed werkende systemen (organisaties, markten, groepen, sociale leefmilieus, communicatie en informatie) veel aantrekkelijker voor de evolutie. De bewustzijnskernen concentreren zich dan niet langer elk afzonderlijk rond één punt (vgl. de Aarde als middelpunt van het heelal?), maar verenigen zich met alle andere bewustzijnscentra op Aarde. Deze nieuwe laag vormt een soort global mind van de Aarde (geen global brain zoals in de Gaia-theorie!); de geest van de Aarde als afzonderlijk bewustzijnspunt binnen de kosmos.
Teilhard: “De uitweg van de wereld, de poorten van de toekomst, zij gaan niet open voor enkele bevoorrechten, evenmin voor een enkel volk, het uitverkorene onder alle volkeren! Die poorten zullen pas bezwijken voor de druk van allen te samen."
Teilhard vervolgt. De huidige mens is het resultaat van allerlei klimpogingen. Voortdurend klimt de mens via allerlei -ismen, religies, wetenschappelijke formuleringen en -cratieën omhoog. Steeds opnieuw ondervindt de mens ook de beperkingen en onvolkomenheden ervan. Zo maakt het communisme een termiet van de mens: individualiteit, initiatief en zelfontplooiing worden daarbij onderdrukt in plaats van gestimuleerd. Zo is het fascisme en fundamentalisme te beperkt, niet inspiratief en houdt het zich teveel aan normen en waarden uit vervlogen tijden. En zo heeft de democratie veel emancipatie gebracht, maar geen echte vrijheid (gezonde groei in ontwikkeling). De verschillen in bewustzijnskernen zijn nog te groot, de kloven nog te breed, waardoor geen eenheid mogelijk is. Teilhard voorspelt een moment waarop groei naar eensgezindheid (met behoud van individualiteit) mogelijk wordt en zich dan ook versneld. Zodra de mensheid het geheim van de evolutie begrijpt, versnelt het bewustwordingsproces: de geest van de Aarde convergeert sneller, menselijke inspanningen gaan dan steeds meer in het teken van dit proces staan. Er wordt zogezegd geen tijd, geld en energie meer verspild aan bijzaken.
Het grootste gevaar in deze psychologische evolutie is volgens Teilhard het isolement, verstoting of desintegratie. Isolement en individualiteit wonen naast elkaar. Een samenleving waarin de ene partij de andere verstoot, onderdrukt, uitbuit of uitsluit, blokkeert daarmee in feite de ontwikkeling van de mensheid en kweekt niet alleen broedplaatsen van haat, maar zet ook de toekomst van de Aarde op het spel. De enige weg naar boven, naar de toekomst is samenwerking op alle fronten ofwel integratie.
Teilhard hierover: ”Vals, en tegen de natuur, is het egocentrisch ideaal van een toekomst welke voorbehouden is aan hen die langs egoïstische weg het uiterste punt van het 'ieder voor zich' zullen bereikt hebben. Geen grondeenheid kan bewegen of groter worden tenzij met en door alle andere.”
Volgens Teilhard is het dan ook van groot belang dat de mensheid op tijd inziet waarvoor hij op Aarde is gekomen en hij doet daarbij een beroep op de wetenschap: meer onderzoek naar de betekenis van de mens in de evolutie, in de sociologie en psychologie.
Zelf God scheppen
De Aarde is rond en dus eindig. De afzonderlijke bewustzijnskernen op Aarde zijn nu meer dan ooit bezig elkaar te ontmoeten, zowel kwaadschiks als goedschiks. Na een lange voorbereiding, een periode waarin stammen, families, groepen, culturen en volkeren elkaar konden ontlopen, komen ze elkaar tegenwoordig steeds intensiever tegen: verplaatsingen in allerlei richtingen. De Aarde buigt terug en daarmee ook de bewustzijnscentra totdat deze in zijn geheel op zichzelf terugbuigt: de mondiale reflectie.
De vervolmaking van de geest van de Aarde kan leiden tot interacties met, en een opgaan in een hoger systeem, die van een kosmische pansocialisatie.
God is dan zeer goed te beschouwen als een naam voor een volmaakt natuursysteem dat een zelfscheppend vermogen bezit. Want wat doet een evolutie zelf die een natuurlijk eindpunt nadert? Waar, als het ware, inwendig niets meer te doen is, immers het bewustzijn is tot zijn voltooiing gekomen? Wellicht komt er dan een actie naar buiten: een schepping van een nieuw universum, waarin de cyclus opnieuw begint?
BIJLAGEN
[brontekst bewerken]II. DETAILS OVER EVOLUTIENIVEAUS
1. Strings/plaatjes
Het meest elementaire niveau dat de natuurwetenschappen op dit ogenblik onderscheiden hebben is het niveau van de strings. Deze deeltjes zijn uiteraard, evenmin als quarks en de krachtdragers, nooit direct waargenomen. Ze zijn echter gepostuleerd op wiskundige basis. De hypothese van het bestaan der strings wordt bevestigd door talloze gegevens waar de atoomfysici over beschikken. Recentere hypothesen spreken eerder van plaatjes dan van strings, maar essentieel blijft alles hetzelfde.
2. De enkelvoudige elementaire deeltjes (krachtdragers, leptonen en quarks)
Dit bevat zowel de krachtdragers (fotonen, gravitonen, gluonen en bosonen) als de elementaire materiedeeltjes, de leptonen (o.a. het elektron) en de quarks (u,d,c,s,t,b,). De quarks zijn de bouwstenen van de hadronen (zie volgend niveau) en de baryonen.
3. De samengestelde ‘elementaire’ deeltjes (hadronen en baryonen)
Dit omvat zowel de hadronen (de protonen, de neutronen en alle andere totnogtoe gekende atoomkerndeeltjes) en de baryonen, d.w.z. de kunstmatig opgebouwde en slechts kortstondig bestaande superzware hadronen. Zowel hadronen als baryonen zijn samengesteld uit quarks. Hadronen blijven samen, omdat de krachten die in de quarks schuilen aldus een zeker evenwicht bereiken. Er schiet echter nog veel vrije energie over, die leidt tot verdere complexificatie.
4. Het atoomniveau
Een atoom bestaat uit een vaste kern, en er rond cirkelende elektronen, die wel eens kunnen schommelen in aantal. De kern bestaat vooral uit hadronen (protonen en neutronen). Al naargelang het aantal protonen heeft men te doen met een andere atoomsoort, en deze worden dan ook per nummer geklasseerd (Tabel van Mendelejev). De atoomsoorten worden, door interstellaire reacties, steeds ingewikkelder, van waterstof (1) tot uranium (92). Dit laatste is dus weer een natuurlijk eindpunt. Ingewikkelder atomen komen in de natuur niet voor, merkwaardig genoeg. Men heeft er enkele kunstmatig gevormd met een hoger rangnummer dan 92 maar deze blijken in hoge mate onstabiel te zijn.
Atomen blijven samen door de elektromagnetische kracht: de elektronen die negatief geladen zijn, cirkelen rond de kern, die positief geladen is dank zij de protonen. De kerndeeltjes zelf blijven samen door de sterke kernkrachten, één van de vier basiskrachten, naast o.m. zwaartekracht en elektromagnetische kracht.
5. Het moleculair niveau
De atomen vormen moleculen, vanaf het eenvoudigste anorganische zoals water, tot het ingewikkeldste organische, d.w.z. de aminozuren. Ingewikkelder moleculen zijn niet gekend. Wel zijn er grotere gekend, doch deze zijn niet “complexer” in de echte zin van het woord.
De moleculen blijven hoofdzakelijk samen, omdat de samenstellende atomen aan elkaar klitten, doordat de elektronen van de buitenste schillen bij voorkeur en “octetstructuur” vormen, d.w.z. met z’n achten vol zitten. Daarom “koppelen” atomen met “te weinig” elektronen in de buitenste schil vlot en vrij stabiel met “te veel” elektronen in de buitenste schil.
6. Het eobionten niveau
Eiwitten (peptiden) vormen weer polypeptides: complexe netwerken van eiwitketens. Dit netwerk vormt de mazen waarin allerlei andere stoffen opgeslagen worden: vloeistofdruppels, vetdruppeltjes, enz. Samen met andere moleculensoorten verbinden ze zich tot de z.g. levende stof of protoplasma. Het protoplasma structureert zich tot steeds complexere vormen: virussen, mitochondria en centriolen. Daarnaast zijn er nog ‘actieve’ stoffen zoals enzymen. Deze zijn zodanig ingewikkeld dat men ze organisch kan noemen: biokatalysatoren dit ter onderscheid met eenvoudige katalysatoren voor eenvoudige scheikundige reacties. Alle soorten eiwitten worden op analoge manier gesynthetiseerd door z.g. nucleïnezuren (katalysatoren van eiwitsynthese). Al deze actieve en niet-actieve eiwitten gaan zich, tezamen met de nucleïnezuren (ribonucleïnezuren, RNA, en desoxyribo, DNA) structureren tot min of meer actieve organismen, proto-organismen, met als bouwsteen polypeptides. Deze proto-organismen (eobionten) houden zich alleen bezig met het ‘aantasten’ van scheikundige geschikte milieus, en die omzetten tot identieke proto-organismen. De eenvoudigste eobiont is het virus. Zo’n virus zet in een geschikt milieu de omgevende stoffen ook om tot een virus.
7. Het cellulair of protozoair niveau
Bacteriën gaan ingewikkelder ter werk dan virussen. Daar waar virussen stof uit de omgeving omzetten tot virussen, zet de bacterie omringende stof om in eigen componenten. Als de afmetingen te groot worden, delen zij zichzelf. De primitieve eobionten gaan onderling samenwerken en samenleven in een veel complexere structuur die uiteindelijk de levende cel zal worden.
8. Het metazoa niveau
De afzonderlijke levende cellen of protozoa verenigen zich tot meercellige structuren of metazoa en evolueren van rudimentaire celkolonies naar meercellige wezens, cellencomplexen, waarvan de zoogdieren en de mens de ingewikkeldste zijn. Na de eencellige wezens zoals de amoebe krijgen we eerst celkolonies (syncytia) waarin een hele hoop identieke cellen samenblijven zonder dat er bepaalde specialisaties optreden. De buitenste cellen nemen dan de rol van beschermers in, terwijl de binnenste cellen zich aanpassen aan hun afzondering van de buitenwereld en een relatieve schaarste van voedsel. Steeds meer specialisatie en functiescheiding ontstaan: bescherming (huid), steun (bot/geraamte), bewegen (spier), verbranding (darm, klieren, lever), vervoer zuurstof (rode bloedcellen), en ten slotte cellen die de gehele werking coördineren door boodschappen door te geven aan een zenuwstelsel.
9. Het socialisatie niveau
Op dit niveau gaat de evolutie door met constructies die steeds ingewikkelder worden. De afzonderlijke mens divergeert eerst (koppel, gezin, familie, stam, dorp, stad, land) en is na een zekere mate van vermenigvuldiging en verplaatsing over de begrensde grond (de eindige Aarde) gedwongen tot convergentie (of integratie) tot combinaties die boven de mens uitstijgen zoals kleine en grote organisaties, politieke structuren en economische systemen. Dit alles gebaseerd op een reeks contactmechanismen zoals boekdrukkunst, vervoermiddelen en nieuwste communicatiemiddelen.
II. CHAOS EN ORDE
Als een huis heel lang niet wordt onderhouden, dan zorgt de natuur er vanzelf voor dat het huis in verval raakt. Het huis wordt een chaos. Daar hoeft niemand iets voor te doen. Dit verschijnsel noemt men entropie, een gevolg van de uitdijing van het heelal. Verval, een destructief proces, wordt tijdelijk voorkomen door een andere - constructieve - stroom: het streven naar orde. Door het huis te onderhouden, wordt de chaos tegengegaan. Dit ‘onderhouden’ kost inspanning. Orde nastreven kost dus inspanning. Waar komt de energie vandaan die nodig is om die inspanning te leveren? Waarom willen we überhaupt een huis op orde houden? Waarom stellen we regels in? Waarom rijdt niet iedereen tegelijk door een rood stoplicht? Waarom verzekeren we ons massaal? Waarom brengen we ons geld naar een bank en maken we het niet meteen op? Dit alles heeft te maken met een merkwaardige drang naar orde. We stellen onszelf doelen die we willen bereiken en als die steeds worden verstoord (botsingen op een kruispunt), wordt het leven uitzichtloos, zinloos, onpraktisch.
III. NATUURWET
Ilya Prigogine is grondlegger van wat vandaag gemeenzaam als de 'chaostheorie' bekend staat, een theorie die in essentie zegt dat in een situatie van instabiliteit elementen de neiging hebben om zich te organiseren tot structuren van een hogere orde (auto-organisatie). Zijn theorieën over de onomkeerbaarheid van de evolutie en het belang van tijd in de fysica leverden hem in 1977 de Nobelprijs voor Scheikunde op.
IV. BRONNEN - BIBLIOTHEEK TEILHARD DE CHARDIN
- Het voorspel/1914-1916 (brieven) en Het voorspel/1917-1919 (brieven)
- De visie van het verleden
- De mens in de evolutie
- Het Goddelijk milieu
- De plaats van de mens in de natuur
- De toekomst van de mens
- De opbouw van de toekomst
- Tijdgenoten over T. de Chardin, F.G.Eliot, Julian Huxley, B. de Solages, Pierre Leroy, Bernard Towers, Arnold Toynbee
- Teilhard de Chardin en het Christendom in de moderne wereld, door Ignace Lepp
- Het verschijnen van de mens op aarde
- De menselijke groep
- De menselijke energie
- Vroege geschriften I
- Vroege geschriften II
- Vroege geschriften III
- Sociale politiek in de wereldbeschouwing van Teilhard de Chardin, door Madeleine Barthélémy Paul Chauchard, prof.dr. Bernard Delfgaauw, Léopold Sédar Senghor
- Loflied (bloemlezing)
- Het veldwerk van Teilhard de Chardin, door George Barbour
- Teilhard de Chardin en zijn geloof in het leven, door Jean Onimus
- Centrologie
- Dialectiek van de Geest
- De activering van de menselijke energie
- Het Verschijnsel Mens
V. BRONNEN - OVERIG
K. Roose
Nederlandse Stichting TdC
- Joahnnes Hemleben “Teilhard de Chardin – Zijn Leven”
- Claude Cuénot “Teilhard de Chardin – leven/werk/visie”
- Allerd Stikker “Tao, Teilhard en Westers Denken”
- Ir. D. Vink “Het verschijnsel leven”
VI. KORTE BIOGRAFIE VAN TEILHARD DE CHARDIN (1881-1955)
Jeugd (1881-1899
Marie-Joseph Pierre Teilhard de Chardin werd als vierde van elf geboren in Orcines nabij Clermont-Ferrand op 1 mei 1881 in een Frans katholiek gezin met (bescheiden) aristocratische allures. Vader Teilhard de Chardin, archivaris van beroep, was zeer geïnteresseerd in mineralen, planten, vogels en insecten. Zijn vrouw, geboren Dompierre d'Hornoy, een verre nazaat van Voltaire, was buitengewoon vroom. Op school is Pierre een voorbeeldige leerling. Ook later in zijn leven zal hij veel belangrijke aanstellingen en eerbewijzen krijgen.
Studiejaren als priester en paleontoloog (1899-1922)
In 1899 trad Pierre Teilhard de Chardin toe tot de orde der jezuïeten. In 1911 werd hij te Hastings (de jezuïeten waren om politieke redenen uit Frankrijk gezet) tot priester gewijd en in 1918 legde hij de speciale gelofte af als jezuïet, de zogenaamde 'Eeuwige Gelofte'. Ondertussen had hij vanaf 1912 biologie en geologie aan de Sorbonne gestudeerd en vanaf 1914 in de loopgraven doorgebracht. Daar schreef hij La Vie Cosmique en Le Christ dans la Matière, mystieke geschriften die hij niet mocht publiceren. Na 1918 zette hij zijn studie voort en promoveerde in 1922. Zijn proefschrift over fossiele zoogdieren kreeg twee natuurwetenschappelijke prijzen.
Hoogleraar te Parijs (1922-1926)
Geologiedocent (professeur-associé) aan het Institut Catholique te Parijs. Hij maakt in 1923 een reis naar China, schrijft La Messe sur le Monde, en vertrekt in 1926 opnieuw naar China.
China (1926-1946)
Teilhard neemt deel aan talrijke onderzoekingen en expedities in China en omstreken; af en toe bezoekt hij Frankrijk en reist ook naar de VS, Java, India, Birma. Hij schrijft onder andere Le Milieu Divin, L'Esprit de la Terre, Comment je crois en L'Energie humaine. Tussen 1938 en 1940 schrijft hij Le Phénomène Humain. Hij keert tenslotte terug naar Frankrijk. Frankrijk en New York (1946-1955).
1947 – 1955
Onderzoeksaanstelling te Parijs. Ontmoeting met Julian Huxley, de voorzitter van de Unesco. Hartinfarct, rustkuur. Publicatie over de noösfeer in een wetenschappelijk blad. In 1948 raadt het Vaticaan hem af om een leerstoel aan het Collège de France te aanvaarden. Hij vestigt zich in 1951 in New York. Vandaaruit reist hij enkele malen naar Rhodesië en Zuid-Afrika. In deze periode schrijft hij Le Groupe Zoölogique Humain, Le Coeur du Problème, Du Cosmos à la Cosmogénèse, La Réflexion de l'Energie en Le Dieu de l'Evolution. Nog in 1954 heeft hij ruzie met de jezuïetenorde over het nooit opgeheven publicatieverbod. Hij overlijdt op 10 april 1955.