Naar inhoud springen

Taras Sjevtsjenko

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Taras Sjevtsjenko
Taras Sjevtsjenko
Persoonsgegevens
Volledige naam Taras Hryhorovytsj Sjevtsjenko
Geboren Moryntsi, 9 maart 1814Bewerken op Wikidata
Overleden Sint-Petersburg, 10 maart 1861Bewerken op Wikidata
Geboorteland nationaliteit Russische Keizerrijk, Etnische afkomst: Oekraïense
Beroep(en) Schrijver
Dichter
Kunstschilder
Tekenaar
Humanist
RKD-profiel
(en) IMDb-profiel
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

Taras Hryhorovytsj Sjevtsjenko (Oekraïens: Тара́с Григо́рович Шевче́нко) (Moryntsi,[1] 9 maart 1814 - Sint-Petersburg, 10 maart 1861) was schrijver, dichter, kunstschilder, tekenaar en humanist uit het huidige Oekraïne. Zijn literaire nalatenschap wordt beschouwd als het begin van de moderne Oekraïense literatuur en gaf een zeer belangrijke aanzet tot het ontstaan van de moderne Oekraïense taal.[2] Sjevtsjenko heeft ook een groot oeuvre van meesterwerken in de schilderkunst en tekeningen nagelaten.

Sjevtsjenko's ouders, Hryhori and Kateryna Sjevtsjenko, waren horigen en werkten op het landgoed van baron Vasile Engelhardt. Taras Sjevtsjenko werd geboren op 9 maart 1814 in het dorp Moryntsi, Oekraïens: Моринці.

Moryntsi lag toentertijd in het gouvernement Kiev van het Russische Keizerrijk, nu is het een onderdeel van het Zvenyhorodsky-rayon, met hoofdstad Zvenyhorodka (Oekraïens: Звенигородка). Dit district is onderdeel van oblast (provincie) Tsjerkasy (Oekraïens: Черкаси), met hoofdstad Tsjerkasy. Moryntsi ligt in het centrale deel van Oekraïne, circa 200 kilometer ten zuidwesten van Kiev. In 1816 verhuisde het gezin naar Kirilivka, het huidige Shevtsjenkove, Oekraïens: Шевченкове. Het is een stad in de oblast Kharkiv (Oekraïens: Харківська область), in het oosten van het huidige Oekraïne grenzend aan Rusland.

Het gerestaureerde geboortehuis, nu museum

[bewerken | brontekst bewerken]

Het leven van een horige op het land was hard en miserabel. Hij had nog het geluk dat zijn vader per jaar enige ritten naar het zuiden van Oekraïne mocht maken, voor zijn eigenaar Engelhardt, om zout te halen en zijn zoon meenam op zijn tochten. Zijn vader stuurde hem naar een plaatselijke leraar[3] die hem taalonderwijs gaf.

In 1823 overleed zijn moeder en in 1825 zijn vader; voor Sjevtsjenko braken twee harde jaren aan. Het keerpunt in zijn leven kwam toen hij op zijn veertiende jaar, als huisjongen, in dienst kwam van baron Pavel Engelhardt. Deze had zijn vader, na de dood van baron Vasile Engelhardt, opgevolgd. Hij ging later met het hele gezin van Engelhardt naar Vilnius, Litouwen (1828–31) en daarna naar Sint–Petersburg. Hij was en bleef horige en eigendom van de baron.

De artistieke talenten werden echter door Pavel Engelhardt opgemerkt en hij introduceerde Sjevtsjenko in Vilnius bij Jan Rustem, een Poolse kunstschilder en professor in Vilnius waar hij een leerlingplaats kreeg. Later bezorgde Engelhardt, in Sint-Petersburg, hem een leerplaats bij Vasiliy Tsjiriaev. Hier ontmoette hij Oekraïense kunstenaars als Ivan Soshenko, Yevhen Hrebinka, Vasyl Hryhorovytsj en de Russische schilder Alexej Venetsjanov. Via Ivan Soshenko kwam hij in aanraking met de bekende schilder en professor Karl Brjoellov. Deze schonk hem het door Karl Brjoellov zelf geschilderd portret van de Russische poëet Aleksej Venetsjanov. Dit portret werd in een veiling gebruikt om 2500 roebels op te halen om het geld te verkrijgen om Sjevtsjenko vrij te kopen: de documenten werden op 22 april 1838 ondertekend. Sjevtsjenko was nu een vrij man. Sjevtsjenko en Karl Brjoellov raakten op latere leeftijd zeer bevriend.

Belangrijke kunstenaars voor Taras Sjevtsjenko

[bewerken | brontekst bewerken]

Taras Sjevtsjenko in Sint-Petersburg

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1838 werd Sjevtsjenko, als vrij man, ingeschreven als student aan de Keizerlijke Kunstacademie van Sint-Petersburg. Hij verkoos om zijn studie bij professor Karl Brjoellov te volgen. In hetzelfde jaar werd hij intern student bij het Genootschap voor de Aanmoediging van Kunstenaars. Dit Genootschap had ook zijn eerste werken beoordeeld en voor toelating aan de Keizerlijke Kunstacademie geadviseerd. Tijdens de jaarlijkse examens ontving hij zijn eerste waardering, een zilveren medaille voor zijn schildering van een landschap. Deze medaille ontving hij wederom in 1840 voor zijn olieverfschildering, genaamd Bedelende Jongen geeft Brood aan een Hond.

Zijn artistieke talent ontwikkelde zich in Sint-Petersburg vooral in de richting van portretten, etsen illustratieve kunst. Dankzij zijn vrienden kwam hij in aanraking met progressieve personen en volgde hij diverse cursussen op het gebied van onder andere de Franse taal, filosofie en natuurkunde om zijn wereldbeeld te verruimen. Sjevtsjenko las veel Shakespeare, Goethe, Schiller, Walter Scott, Dickens en vele anderen. Het zijn ook zijn literaire werken waardoor Sjevtsjenko het meest wordt herinnerd. Hij is begonnen met schrijven van verschillende gedichten en een drama in 1837 tijdens zijn wandelingen door de zomertuinen. De eerste bundel van de Kobzar verscheen in 1840 met acht verzen en een voorwoord in versvorm, de Dumy moyi.

De Kobzar werd gemengd ontvangen; Sjevtsjenko werd voor zijn pogingen om in de Oekraïense taal te schrijven uitgemaakt voor “Boerenpoëet”. Hij trok er zich weinig van aan. Bij de meer progressieve lezers sloeg het werk in als een bom en werd met veel enthousiasme ontvangen om zijn lyrische stijl met veel gevoel voor zijn geboorteland en bevolking.

Werd Ivan Kotlyarevsky’s werk Eneyida (Oekraïens: Енеїда) beschouwd als het startpunt van de Oekraïense taal (geschreven in 1798, uitgegeven in 1809), de Kobzar van Sjevtsjenko geldt als een afronding van deze taal in de literatuur. Hoewel het grootste deel van zijn oeuvre is geschreven in de Oekraïense taal en ging over de Oekraïense geschiedenis, horigheid en het lot van het gewone volk heeft hij ook in het Russisch verschillende gedichten en een drama geschreven.

Sjevtsjenko's literaire werken en ideeën over het tsarisme en de aristocratie werden door sommige critici opgevat als dat hij een nationalist was en een tegenstander van Rusland.

Daarnaast is het ontegenzeggelijk dat zijn literaire werken een steeds grotere aanzet waren voor de bevolking van Oekraïne om de overheersers te verdrijven. Hij bezocht in 1843 Oekraïne en weer werd bevestigd in hem dat de grootste vijand de onderdrukkers waren, ongeacht hun herkomst. Tijdens dit bezoek kwam hij oog in oog te staan met de economische, sociale en nationale onderdrukking van het tsaristisch regime van het Russische Keizerrijk.

Na zijn bezoek aan Oekraïne studeerde hij verder in Sint-Petersburg en studeerde af aan de Kunstacademie in 1845. Hij keerde direct terug naar Oekraïne.

Het boek: Kobzar

[bewerken | brontekst bewerken]

Kobzar[4] (letterlijk de kobza (Oekraïense: кобза) speler of minstreel). Het is de titel van de eerste serie van de gedichten van Sjevtsjenko. De Kobzar bevat acht gedichten en een voorwoord in dichtvorm, de meeste zijn in de vorm van romantische ballades. De eerste druk is verschenen in 1840 bij P. Martos in Sint-Petersburg. De titel Kobzar wordt af en toe ook gebruikt voor het literaire oeuvre van Sjevtsjenko en wordt ook beschouwd als het symbool van de Oekraïense literatuur en een wederopstanding van Oekraïne. De literatuur van Sjevtsjenko heeft een werking op de nationale geest van Oekraïense bevolking. Er zijn twee bundels verschenen met dezelfde naam in 1844 en 1860 met nieuwe gedichten.

Arrestatie en verbanning

[bewerken | brontekst bewerken]

Na zijn terugkeer in Oekraïne werd Sjevtsjenko politiek actief. Hij ontmoette de historicus Nikolaj Kostomarov en trad toe tot de Broederschap van de Heilige Cyrillius en Methodius[5], een ondergrondse beweging tegen de horigheid en onderdrukking. Deze politieke Broederschap was tevens gewijd aan de politieke liberalisering van het Keizerrijk en het stichten van een politieke federatie van Slavische landen. De naam van de Broederschap is afgeleid van de twee broers en monnikenbroeders, de Heilige Cyrillus van Saloniki en de Heilige Methodius, de verspreiders van het christendom onder de Slavische volkeren. In deze gemeenschap waren twee stromingen, een stroming om reformen te bewerkstelligen van het Tsaristische bewind en een tweede, een meer radicale stroming, die voorstander was van rebellie en opstand van de bevolking tegen de overheersers en eigenaren. Sjevtsjenko werd een van de leiders van deze radicale fractie. Tijdens deze periode werkte Sjevtsjenko voor de Archeologische Commissie om schetsen en schilderijen te maken van culturele bezienswaardigheden in de provincies Kiev, Poltava en Volyn. In 1847 werden de leden van de Broederschap verraden door een informant en Taras Sjevtsjenko werd op 5 april 1847 gearresteerd en op transport gesteld naar Sint Petersburg voor verder onderzoek door de Tsaristische autoriteiten. Sjevtsjenko weigerde te zwichten voor en afstand te doen van zijn acties en keurde, ter verdediging, de onderdrukking door het Tsaristische regime af van zowel in Oekraïne, als in het gehele Keizerrijk. Sjevtsjenko werd verbannen en in de rang van soldaat werd hij naar de vesting Orenburg overgebracht in de zuidelijke Oeral. Een speciale aantekening van de tsaar vergezelde hem, “Hij moet onder strikt toezicht staan met het verbod te schrijven en schilderen”. Sjevtsjenko's straf was in feite levenslang maar toen tsaar Nicholas I tien jaar later stierf kwam hij vrij. Tien jaren had Sjevtsjenko gegeven voor de zaak van de vrijheid. Zijn medestrijder in de radicale stroming M. Hulak, die ook weigerde, kreeg een geringere straf van drie jaar. De meer gematigde leden bekenden en kregen relatief lage straffen. Vanuit Orenburg werd Sjevtsjenko doorgestuurd naar de vesting Orsk in de provincie Orenburg. Orsk was een desolate omgeving voor de soldaten. Het monotone dagritme bestond uit exercitie en hard werken en in de avonden luisterde hij na de verhalen van vernederingen en slagen. Sjevtsjenko verbleef tien jaren in Orsk. Zijn gezondheid leed er onder, maar zijn geest brak niet door de behandelingen die hij te verduren kreeg. Niettegenstaande het bevel van de tsaar ontstonden in het geheim nieuwe gedichten van hoge kwaliteit.

In 1848 kreeg hij de kans om met een expeditie naar het Aralmeer te gaan. Daar maakte hij tekeningen en waterverftekeningen. Een interessant, hoogwaardig en artistiek document ontstond tijdens deze expeditie. Tijdens deze periode ontstonden wederom vele gedichten, autobiografische gedichten en liederen. Deze periode staat ook bekend als de Kos-Aralperiode. In de herfst van 1849 keerde de expeditie terug, de schetsen en tekeningen werden naar het hoofdkwartier gestuurd, vergezeld van het verzoek de straf te verlichten. Ondertussen, in afwachting van het antwoord op dit verzoek, mocht hij in een andere kamer gaan wonen, normale kleding dragen en doorgaan met schrijven en schilderen. Een jonge luitenant gaf dit door en zijn kamer werd doorzocht en alles in beslag genomen. Tevens werd Sjevtsjenko op bevel van de tsaar overgeplaatst naar Novopetrovsk, het huidige Aqtau in Kazachstan. Deze vesting ligt aan de noordoostkust van de Kaspische Zee. Voor de tweede maal werd hem verboden te schrijven en te schilderen. Ook hier bleef Sjevtsjenko ongebroken en uit verveling begon hij een dagboek te schrijven. Twee jaar na de dood van Tsaar Nicholas I kreeg Sjevtsjenko amnestie en in 1857 werd hij vrijgelaten onder de regeerperiode van de nieuwe Tsaar Alexander II. Hij schrijft dan in zijn dagboek:

“Het lijkt mij toe dat, ik dezelfde ben als tien jaar terug. Niets in mijn innerlijke is veranderd. Is dat goed? Het is goed!”

Sjevtsjenko mocht niet naar Sint-Petersburg, maar kwam terecht in Nizjni Novgorod. Daar bezocht zijn vriend, de Oekraïense en Russische acteur Michail Sjtsjepkin (1788-1863)[6] hem; deze Sjtsjepkin was ook van (vaderszijde) afkomstig uit een horige familie en was vrijgekocht door bewonderaars. In mei 1859 mocht hij terug naar Oekraïne en kocht Sjevtsjenko een stuk land bij Pekariv (district Tsjernihiv). In juli 1859 werd hij weer gearresteerd, maar direct weer vrijgelaten. Hem werd toen bevolen naar Sint-Petersburg te gaan.

Laatste jaren

[bewerken | brontekst bewerken]

Op een vissersboot stak Sjevtsjenko, op 2 augustus 1857, de Kaspische zee over van Novopetrovsk, nu Aktau in Kazachstan, naar Astrachan aan de rivierdelta van de Wolga. Vandaar met een stoomboot over de Wolga naar Nizjni Novgorod. Aan boord ving hij wederom aan zijn laatste en revolutionaire werken te schrijven. Aan zijn dagboek vertrouwde hij toe:

“Schrijf en verhef Uw stem ten gunste van die arme, smerige en beschimpte gepeupel! In naam van dit door rassenscheiding, onderworpen vuil.”

Bij aankomst in Nizjni Novgorod werd hem aangezegd de stad niet te betreden, hij woonde daarom ongeveer zes maanden in buitenstad van Nizjni Novgorod. Hij schreef in zijn dagboek:

“Nu ben ik vrij….. zo vrij als een hond aan zijn ketting!”

Taras Sjevtsjenko begon zijn vroegere literaire oeuvre te herlezen, corrigeerde waar nodig of herschreef bepaalde gedeeltes van zijn vroegere werken. Gelijktijdig begon hij aan een nieuw gedicht “De Neofieten”. Het gedicht liet Taras Sjevtsjenko afspelen in het oude Romeinse Rijk, de lezer begreep echter deze camouflages, Tsaar Nicholas I als Nero, de rijke landeigenaren als de patriciërs en het volk als de onderdrukte. De Neofieten speelden de rol van de revolutionairen en kampioen van het volk.
In een van de gedichte die Taras Sjevtsjenko schreef tijdens zijn verblijf bij Nizjni Novgorod zegt zijn muze:

“Met lippen die geen leugens kennen
Onderricht, door de waarheid te prediken…”

Dat was voor Sjevtsjenko zijn voornaamste streven in het leven. Hij bleef zijn hele leven trouw aan dit principe, als persoon, als burger, als kunstenaar en schrijver. Sjevtsjenko begreep de kracht van zijn kunstuitingen. In zowel zijn visuele kunst als in zijn woorden en geschriften. Dit waren zijn strijdwapens in het bereiken van een menswaardig en gelukkig leven van een vernederd en onderdrukt volk.
Sjevtsjenko kreeg toestemming, in maart 1858, om naar Sint Petersburg terug te keren. Via Moskou waar hij zijn vrienden, onder andere Mikhail Shchepkin bezocht, kwam hij aan in Sint Petersburg. Onderweg ondervond Sjevtsjenko dat hij en zijn geschriften goed ontvangen waren. Hij realiseerde zich ook dat een keerpunt was bereikt in de strijd voor gelijkheid. Een gelijkheid bewerkstelligd door een democratie, maar revolutionaire groepering in het Russische Keizerrijk. In de lente van 1858 kwam Sjevtsjenko aan in Sint Petersburg hij was vrij, maar een vrijheid onder een strikt politietoezicht. Niettegenstaande dit toezicht werd Sjevtsjenko overal ontvangen. Hij raakte bevriend met de schrijvers van het progressieve tijdschrift “Sovremennik”, De Vernieuwing. Zijn politieke gedichten werden nu gekenmerkt door een rijpheid en stekeligheid en riepen de bevolking op om te strijden en hij voorspelde al de executie van de tsaar.
In 1859 bezocht Sjevtsjenko voor de laatste maal Oekraïne, zijn familie, vrienden en bekenden. Hoewel hij onder constant toezicht stond van de autoriteiten, wist hij toch op bijeenkomsten te spreken. Hij werd weer gearresteerd, uit Oekraïne verbannen en op transport gezet naar Sint Petersburg. Daar woonde hij op een zolderkamer van de Kunstacademie in Sint Petersburg. In 1860 ontving hij van de Kunstacademie nog een onderscheiding en werd hij beloond voor zijn ets- en graveurwerkzaamheden en werd hij Lid van de Kunstacademie, voor zijn etskunst.

Taras Sjevtsjenko stierf[7] op 10 maart 1861, een dag na zijn 47ste verjaardag.
Taras Sjevtsjenko werd eerst begraven op de Smolensk-begraafplaats in Sint Petersburg. Zijn wens, verwoord in zijn gedicht "Zapovit" ("Testament"), om zijn laatste rustplaats in Oekraïne te vinden werd door zijn vrienden uitgevoerd. Sjevtsjenkos overblijfselen werden met de trein overgebracht naar Moskou vandaar met paard en wagen naar zijn geboorteland. Hij werd herbegraven op 8 mei 1861 op de zogenaamde Tsjernetsja Hora (Monnikenheuvel, nu Taras-heuvel) aan de Dnjepr in de nabijheid van de stad Kaniv. Boven zijn graf is een hoge heuvel geplaatst. Het graf is onderdeel van het Kanivs Herdenkingsmuseum en Kanivs Natuur- en Historisch Park. Voor vele Oekraïners en anderen is deze plek een bedevaartsoord geworden.

De kunstenaar Sjevtsjenko stierf zeven dagen voor de dag dat de "Emancipatie van de Lijfeigenen" werd aangekondigd. Zijn werk en levenswijze van standvastigheid wordt nog altijd in Oekraïne en andere landen herdacht.

Voorbeelden van kunstwerken

[bewerken | brontekst bewerken]

Zelfportretten van Taras Sjevtsjenko

[bewerken | brontekst bewerken]

Andere kunstwerken van Taras Sjevtsjenko

[bewerken | brontekst bewerken]

Herinneringen aan Taras Sjevtsjenko

[bewerken | brontekst bewerken]

Voorbeelden van muntbiljetten[9] en herdenkingsmunten.[10]

[bewerken | brontekst bewerken]

Voorbeelden van postzegels[11]

[bewerken | brontekst bewerken]

Voorbeelden van monumenten

[bewerken | brontekst bewerken]

Voorbeelden van gedichten[12]

[bewerken | brontekst bewerken]

Testament (Zapovit)[13]

Als 'k dood ga, wil ik rusten
In Oekraïnes grond,
Mijn graf hoog op een heuvel
Ziet heel de steppe rond.
Vandaar zal ik aanschouwen
Al wat mij dierbaar was,
De heuvels en de dalen
De bomen en het gras.

En steeds zal ik weer horen
Het brullen der rivier –
Totdat de trouwe Dnjepr
In golven breed en fier
Des vijands bloed in stromen
Wegvoert voorgoed naar zee.
Dan zal ik afscheid nemen,
Verhoord is dan mijn beê.

Dan zal ik God aanbidden
En danken voor altijd,
Omdat mijn Oekraïne
Voor immer werd bevrijd.
Als allen één zijn, broeders,
In waarheid sterk en vrij,
Denk dan, met simple woorden,
O dan, denk dan aan mij!

Taras Sjevtsjenko, 25 december 1845, Perejaslav.


The Mighty Dnieper

The mighty Dnieper roars and bellows,
The wind in anger howls and raves,
Down to the ground it bends the willows,
And mountain-high lifts up the waves.
The pale-faced moon picked out this moment
To peek out from behind a cloud,
Like a canoe upon the ocean
It first tips up, and then dips down.
The cocks don't crow to wake the morning,
There's not as yet a sound of man,
The owls in glades call out their warnings,
And ash trees creak and creak again.

Taras Sjevtsjenko
Vertaling door John Weir. Toronto.

Calamity Again

Dear God, calamity again! ...
It was so peaceful, so serene;
We but began to break the chains
That bind our folk in slavery ...
When halt! ... Again the people's blood
Is streaming! Like rapacious dogs
About a bone, the royal thugs
Are at each other's throat again.

Taras Sjevtsjenko Novopetrovsk Vesting, 1854(?).
Vertaling door John Weir, Toronto.

Fate

You did not play me false, 0 Fate,
You were a brother, closest friend
To this poor wretch. You took my hand
When I was still a little tot
And walked me to the deacon's school
To gather knowledge from the sot.
"My boy, just study hard," you said,
And you'll be somebody in time!"
I listened, studied, forged ahead,
Got educated. But you lied.
What am I now? But never mind!
We've walked the straight path, you and I,
We have not cheated, compromised
Or lived the very slightest lie.
So let's march on, dear fate of mine!
My humble, truthful, faithful friend!
Keep marching on: there glory lies;
March forward - that's my testament.

Taras Sjevtsjenko Nizhny Novgorod, 9 februari, 1858.
vertaald door John Weir, Toronto.

Taras Shevchenko's Last Poem

Should we not then cease, my friend,
My poor dear neighbour, make an end
Of versifying useless rhymes?
Prepare our wagons for the time
When we that longest road must wend?
Into the other world, my friend,
To God, we'll hasten to our rest...
We have grown weary, utter-tired,
A little wisdom we've acquired,
It should suffice! To sleep is best,
Let us now go home to rest...
A home of gladness, you may know!
No, let us not depart, nor go --
It is early still,
We shall yet take walks together,
Sit, and gaze our fill,
Gaze upon the world, my fortune,
See how wide it spreads,
Wide and joyful, it is both
Bright, and of great depth!
We shall yet take walks my star,
On a hill climb high,
And take our rest together..... And
Your sister-stars, meanwhile,
The ageless ones, will start to shine,
Through the heavens glide...
Let us linger then, my sister,
Thou, my holy bride,
And with lips unsullied we shall
Make our prayer to God,
And then set out quietly
On that longest road,
Over Lethe's plumbless depths,
Waters dark and swarthy,
Grant me then thy blessing, friend,
With thy holy glory.
While this and that and all such wear on,
Straight let us go, as the crow flies,
To Aesculapeus for advice,
If he can outwit old Charon
And spinning Fate... And then, as long as
The old sage would change his purpose,
We would create, reclining there,
An epic, soaring everywhere
Above the earth, hexameters
We'd twine, and up the attic stairs
Take them for mice to gnaw. Then we
Would sing prose, yet with harmony
And not haphazard.

Holy friend, Companion to my journey's end,
Before the fire has ceased to glow,
Let us to Charon, rather, go!
Over Lethe's plumbless depths,
Waters dark and swarthy,
Let us sail, let us bear
With us holy glory,
Ageless, young for evermore...
Or—friend, let it be!
I will do without the glory,
If they grant it me,
There on the banks of Phlegethon,
Or beside the Styx, in heaven,
As if by the broad Dnipro, there
In a grove, a grove primaeval,
A little house I'll build, and make
An orchard all around it growing,
And you'll fly to me in the shades,
There, like a beauty, I'll enthrone you;
Dnipro and Ukraina we
Shall recollect, gay villages
In woodlands, gravehills in the steppes,
And we shall sing right merrily.

Taras Sjevtsjenko, 14-15 februari, 1861 Sint Petersburg
Vertaling door Vera Rich. Londen, 1961.

Voorbeelden van muziek en liederen gemaakt op werken van Taras Sjevtsjenko

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Mykhailo Verbytsky, 1815-1870. Een compositie op het gedicht "Testament" ("Zapovit") voor Bas, Koor en Orkest in 1868.
  • Een overzicht van diverse liederen zijn op deze site te vinden.[14]
  • Liederen gezongen door Oekraïense bas Boris Gmyria.[15][16]
  1. (uk) [1] Officiële website van Moryntsi.
  2. [2]
  3. (en) [3] Type leraar van Taras Sjevtsjenko.
  4. (en) [4] De Kobzar.
  5. (en) [5] De Broederschap van de Heilige Cyrillius en Methodius.
  6. (en) [6] Mikhail Semyonovich Shchepkin, Oekraïense en Russische acteur.
  7. (uk) (ru) (en) [7] Taras Sjevtsjenko doktoren.
  8. (en) [8] Zaporizhia Kozakken.
  9. (uk) (en) [9] Muntbiljetten van Oekraïne.
  10. (uk) (en) [10] Herdenkings munten van Oekraïne.
  11. (uk) (en) [11] Postzegels van Oekraïne.
  12. (uk) [12] Overzicht van zijn gedichten.
  13. (uk) (nl) [13] "Testament" van Taras Sjevtsjenko
  14. (uk) [14] Liederen.
  15. (en) [15] Liederen gezongen door Oekraïense bas Boris Gmyria.
  16. (en) [16] Oekraïense bas Boris Gmyria.