achteruitblikken
Uiterlijk
- ach·ter·uit·blik·ken
- samenstelling van achteruit bw en blikken ww
achteruitblikken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
achteruitblikken |
blikte achteruit |
achteruitgeblikt |
zwak -t | volledig |
- actief naar achteren kijken
- denken aan iets wat al gebeurd is; bespreken van iets dat al gebeurd is
- Het woord 'achteruitblikken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.