afdanken
Uiterlijk
- af·dan·ken
- In de betekenis van ‘afwijzen, uit de dienst ontslaan’ voor het eerst aangetroffen in 1546 [1]
- samenstelling van af bw en danken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afdanken |
dankte af |
afgedankt |
zwak -t | volledig |
afdanken
- overgankelijk wegdoen vanwege gebrek aan nut
- Mijn vader wilde de fiets afdanken, maar ik wilde hem graag nog houden.
- iemand verlaten terwijl hij je vroeger wel geholpen heeft
- Hij dankte zijn vroegere vrienden af nadat hij meer invloedrijke relaties had.
1. wegdoen vanwege gebrek aan nut
- Het woord afdanken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afdanken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "afdanken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %