boetedoening
Uiterlijk
- boe·te·doe·ning
- samenstelling van boete en doen met het achtervoegsel -ing
- afgeleid van boete doen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boetedoening | boetedoeningen |
verkleinwoord |
- iets doen ter compensatie voor een morele of godsdienstige zonde
- Hij moest 10 rozenkransjes bidden als boetedoening voor zijn begane zonden.
1.
- Het woord boetedoening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boetedoening" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be