Naar inhoud springen

dossen

Uit WikiWoordenboek
  • dos·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dossen
doste
gedost
zwak -t volledig

dossen

  1. overgankelijk (verouderd) aankleden met een opvallend resultaat
  2. overgankelijk (figuurlijk) een pak slaag geven, klappen geven

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de dossenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dos
59 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[3]