gedoe
Uiterlijk
- ge·doe
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gedoe | - |
verkleinwoord | gedoetje | gedoetjes |
het gedoe o
- een geheel van omslachtigheden
- Dat gedoe hangt me al tijden de keel uit.
- ▸ De ouders hadden de kinderen van 10 en 12 na een hoop gedoe voor een halfjaar van school kunnen uitschrijven om gezamenlijk de PCT te lopen.[1]
- Het woord gedoe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gedoe" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be