Naar inhoud springen

Ploen (havezate)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Ploen
18e-eeuwse kaart met de huizen Ploen en Magerhorst
18e-eeuwse kaart met de huizen Ploen en Magerhorst
Locatie Duiven
Algemeen
Kasteeltype havezate
Gebouwd in vóór 1328
Gesloopt in 1836
Herbouwd in 1893 (als boerderij)

De havezate de Ploen stond in het Nederlandse dorp Duiven, provincie Gelderland. Anno 2023 bevindt zich op deze locatie de boerderij De Ploen.

In 1328 werd het huis genoemd als een van de adellijke hoven in de Liemers. De familie Kloeck was van de 14e tot in de 16e eeuw eigenaar van de havezate, met de hertogen van Kleef als leenheer. Via vererving kwam het in handen van de familie Smullingh.

In 1541 was Hendrik Momm in bezit van de Ploen.[1]

Vanaf 1710 was de Ploen in eigendom bij de familie Von Hymmen. In 1778 kwam het in handen van Von Hertefeld van Bemmel. Via H.W.C. van Rappard werd de familie Von Bothmer begin 19e eeuw eigenaar van de Ploen. Zij verkochten het in 1836 aan A.E.D.F. van Voorst van Voorst, burgemeester van Duiven. Hij zou de oude havezate in dat jaar nog vervangen door een nieuw herenhuis met boerderij. Uiteindelijk raakte dit huis in verval en werd het in 1893 afgebroken. Er kwam een hallenhuisboerderij voor in de plaats. In 1936 werd Charles Joseph Marie Ruijs de Beerenbrouck de nieuwe eigenaar.

Uit archeologisch onderzoek in 1980 is een 14e-eeuwse ophogingslaag vastgesteld. Uit 18e-eeuws kaartmateriaal komt naar voren dat de Ploen een omgracht, vierkant bouwwerk was met twee bijgebouwen.

Het 19e-eeuwse herenhuis had twee verdiepingen en een breedte van vijf traveeën. Op het dak stond een klokkentorentje.

Rondom de kastelen Ploen en het naastgelegen Huis Magerhorst bestaat een sage. De heren van beide kastelen hadden ruzie met elkaar en besloten dit uit te vechten op kerstavond om middernacht. De pastoor probeerde tevergeefs hen tot inkeer te brengen. Het resultaat van het gevecht was dat de heer van de Magerhorst overleed en de heer van Ploen zwaargewond raakte. Toen hierna het kasteel Ploen afbrandde, was het de vraag of dit de wraak was van de geest van de heer van Magerhorst, of de straf van God.[2]